zondag 19 oktober 2008

Vrijdag 29 augustus 2008

Van Las Vegas naar Death Valley

Etappe 6 is de kortste van allemaal: 129 mijl of 207 km; we hebben dus alle tijd. We maken de koffers en vertrekken om ongeveer 10.00u in de morgen. Het is reeds behoorlijk warm.
Aan de Wal*Mart in Las Vegas is een kleine Mc Donald verbonden waar we een redelijk ontbijt kunnen nemen. In de supermarkt voorzien we ons van een behoorlijke hoeveelheid drank, water en ijs. We gaan immers naar Death Valley, de op één na heetste plek op aarde en het droogste gebied van de VS. We doen de benzinetank opnieuw vol en verlaten Las Vegas via de Blue Diamond Road. We rijden langs de Red Rock Canyon, die bekend staat om de rode zandsteenrotsformaties.

Hier bevond zich zo’n 180 miljoen jaar geleden een gigantisch duinenveld. De onderste lagen versteenden en de harde zandsteenlaag die hier ontstond staat bekend als Aztec Sandstone. Toen deze zandsteenlaag aan de oppervlakte kwam, begonnen de ijzerhoudende mineralen te oxideren. Hierdoor hebben de rotsen hun rode, oranje en geelbruine kleuren gekregen. In 1990 is dit gebied ter grootte van ruim 300 km² uitgeroepen tot National Conservation Area.




Red Rock Canyon in de verte

Een eindje verder komen we in de Spring Mountain Ranch State Park gelegen in de Red Rock Canyon National Conservation Area in the Cottonwood Valley. We bezoeken dit door er gewoon doorheen te rijden en nu en dan eens te stoppen voor een foto of een korte wandeling. De meeste parken worden op die manier gedaan.
We rijden door het stadje Pahrump en volgen de richting Death Valley Junction; het is nog maar een 60 mijl tot de ingang van nationale park. Aangekomen bij Death Valley Junction zien we daar het gebouw van de Armagosa Opera House. We kijken wat rond, maar besluiten toch maar niet naar binnen te gaan. Het is al middag en er valt heel wat te zien in Death Valley, dus rijden we maar door.

Death Valley is inderdaad héél erg warm en droog ! De droogte is te wijten aan een aantal bergruggen dat tussen de vallei en de Stille Oceaan ligt. Wolken regenen leeg op deze bergruggen, waardoor er in Death Valley vrijwel nooit regen valt. Bovendien ligt het gebied zeer laag, in Death Valley bevindt zich het laagste punt van de VS. Dit laagste punt bestaat uit een zoutmeer, Badwater genoemd, en ligt 85,5 m onder de zeespiegel. De hoogste temperatuur hier gemeten was in Furnace Creek (waar we overnachten) en bedroeg 59 °C. In normale zomers is de temperatuur gemiddeld rond de 50 °C.

In het begin valt het nogal mee. We gaan eerst naar Dantes View omdat daar op de hoogte van bijna 1700 meter een groots uitzicht over de vallei is. Bovendien kun je de witte vlakte van Badwater zien. Dat wit komt natuurlijk van de zoutkristallen die daar over de gehele vlakte verspreid liggen. Op de hoge piek van Dantes View eten we onze Wal*Mart salade op en besluiten dan om naar beneden te rijden, de grote hitte in.

Bovenop de piek van Dantes View.
Beneden zie je de witte vlakte van Badwater

Beneden stoppen we eerst bij het geërodeerde landschap van Zabriskie Point. Dit is samengesteld door sediment van de Furnace Creek Lake, die 5 miljoen jaar geleden opdroogde (Death Valley was er toen nog niet).
Zabriskie Point

Het is extreem warm, eigenlijk is heet een beter woord. Vervolgens rijden we door richting Badwater, maar eerst stoppen we nog bij de Devils Golf Coarse, een grote zoutpan met grote, ruwe zoutkristallen. Het lopen over de zoutvlakte wordt afgeraden, het is zelfs gevaarlijk: je kunt struikelen en je flink bezeren. In een gids over Death Valley (1934) staat letterlijk "only the devil could play golf here". Vandaar de naam.
Enkele mijlen verder komen we in “Badwater”, het laagste punt van de VS – 85,5m onder zeeniveau. De naam “Badwater” kun je letterlijk vertalen als “slecht water”. De naam komt van de vroegere pioniers die hier in de valley terechtkwamen en er het water niet konden drinken wegens het te hoge zoutgehalte. Er is hier inderdaad een heel klein meertje, misschien 25m² groot. Een grote plas zou een betere beschrijving zijn. De witte grond in Badwater is een dikke laag bijna puur tafelzout.
Intussen is het nog warmer, we schatten toch zeker zo’n 50°C, wat eigenlijk normaal is voor deze tijd van het jaar. Bovendien moeten we de airco van de auto afzetten omdat er gevaar voor oververhitting van de motor bestaat.
We lopen een klein eindje over de zoutvlakte – deze is goed plat, niet zo ruw als de Devils Golf Coarse en zeker goed begaanbaar. Wegens de extreme hitte moeten we echter redelijk snel opgeven. Iedere inspanning is eigenlijk teveel en het zweet loopt in straaltjes langs je gezicht. Er zijn nog zaken te bezoeken in Death Valley, zoals Artist’s Drive en Artist’s Palette, alsook Mosaïc Canyon. We zijn echter de extreme hitte beu en besluiten om terug te keren en naar ons hotel te rijden.

Badwater. Een piepklein meertje
Voor de rest: een enorme zoutvlakte.

Onze kamer bevindt zich vandaag in Furnace Creek Ranch, een oud bugalow park waar dringend wat onderhoud moet gebeuren. We hebben echter niet veel keuze, in heel Death Valley zijn er maar 2 hotels: Furnace Creek Ranch en Stovepipe Wells (de naam alleen al !).
Na het inchecken besluiten we onmiddellijk naar het zwembad te gaan om voor de nodige afkoeling te zorgen. We blijven er zeker anderhalf uur voordat we terugkeren naar onze kamer.
Douchen in Death Valley is heel speciaal: je draait de koude kraan open en je hebt warm water. Je draait de warme kraan open en je krijgt een stoomkabine. Douchen met “koud water” is dus aangewezen, het is net op de goede temperatuur.

Het restaurant van Furnace Creek zit vol, er is zelfs een wachtlijst en onze beurt zou zeker meer dan een halfuur duren. Bovendien is het al laat. Gelukkig is er wel plaats in het café, waar je ook een maaltijd kan krijgen, en daar gaan we dan ook naartoe. Het is wel prijzig om er te eten en $5,50 voor een Budweiser, wat eigenlijk flutbier is, vind ik veel geld. Maar zoals gezegd: veel keuze hebben we niet.

Geen opmerkingen: